zaterdag 7 november 2009

Op 22 december 1989 klom ik over de Berlijnse Muur

Bijna 20 jaar geleden werd de Berlijnse Muur geopend verklaard door bondskanselier Kohl en DDR-premier Modrow. Ik was erbij. Dat kwam zo:

Donderdag rond vier uur 's middags belde Nico. Ik zat op mijn werk, het was al bijna donker. "Ga je mee naar Berlijn?", vroeg hij. "Ja, da's goed", zei ik. "Wanneer?" "Vanavond." "Vanavond? Hoezo?" "Morgen gaat de muur open bij de Brandenburger Tor. Charles en Erik gaan ook mee. En jij hebt een rijbewijs. Kun je Erik aflossen." "Oh. Eh, ja, nee, leuk! Goed! Moe'k wel even vrij vragen. Bel je zo terug."

Mijn chef, een Duitser, stemde glimlachend toe. Hij begreep het wel en ik werkte hard, kon wel een potje breken. Om een uur of tien 's avonds vertrokken we uit Leiden in een gehuurde Fiat Panda. Ter hoogte van Bielefeld loste ik Erik af. Ik wist niet dat je een Panda in z'n 2 naar de 100 moet trekken omdat-ie dat in z'n 3 niet haalt. Ik, Vollidiot, oogstte flink wat getoeter maar maakte geen ongelukken. De weg door Oost-Duitsland was onverlicht en zonder vluchtstrook. Op de eerste Trabants reageerde Nico alsof hij voor het eerst een zeldzame diersoort zag. "Moet je zien! Dat rijdt hier gewoon zo rond! En daar nog een!" Tegen het ochtendlicht waren we in Berlijn, Hotel Comet pal in het centrum aan de Kurfürstendamm. Het bestaat nog. En waarom ook niet.

Om een uur of tien 's ochtends belde ik mijn ouders om te zeggen waar ik was. "Oh", zei mijn moeder, "Meneer Kohl is daar ook, straks. En die andere, hoe heet hij, Krenz? Nee, die is het niet meer." - "Honecker ook niet", zei ik. "Modrow", hielp Charles.

Van het voorgenomen hazenslaapje kwam niets terecht, we gingen de stad in. Bij de Gedächtniskirche stond een groot videoscherm waarop Leonard Bernstein in extase de 9e van Beethoven dirigeerde. "Freiheit!" zong het koor. "Freiheit?" zei ik. "Het is toch Ode an die Freude, niet an die Freiheit?" - "Ze hebben het aangepast", zei Charles. "Is wel eerder geweest. Als het niet Frei is zingen ze Freude. Nu dus weer Freiheit".

Langs de weg naar de Brandenburger Tor kon je stukken muur met graffiti kopen, voor veel geld. "We halen zelf wel wat", zei ik. Er was al een flinke menigte, het werd donker en het begon te regenen. Het was koud. Er kwamen toespraken die ik niet goed verstond, maar de heren Kohl en Modrow hielden het kort. De Muur werd Geopend verklaard en in minder dan een minuut stond hij vol met mensen en begon de massa naar voren te dringen. We keken elkaar vanuit de ooghoeken aan terwijl we grijnzend met de massa mee gingen, zachtjes duwend. Niemand vond het erg, in de koude regen dicht op elkaar schuifelen en duwen.

Hij was helemaal niet hoog, ik kon makkelijk bij de bovenkant. "Ik wil d'r op!" zei Charles. "Okee", zei ik. Ik leunde met mijn rug tegen de muur, zakte een stukje door de knieën en maakte een opstapje met mijn handen. Staande op mijn handen werd hij de muur opgehesen door de mensen die daar al stonden. Nico en Erik en nog een paar mensen volgden. Ik aarzelde. Hoe konden we terug? Toen greep ik de rand en hees mezelf op. Ik werd van onderaf geholpen en van bovenaf ook. De muur bleek nog geen meter breed.

Even later liepen we over de Unter Den Linden. Links was een een oorlogsmonument, een betonnen gebouwtje waarin een eeuwige vlam brandde. Er stond een Russische soldaat voor, stram in de houding en gewapend. Op de stoep voor hem probeerden een paar punks hem aan het lachen te maken met bekken trekken en gek doen, maar hij vertrok geen spier en keek strak over ze heen. Toen ze het opgaven en verder liepen zag ik alleen zijn blik veranderen, van krampachtig strak naar opgelucht. Maar verder geen spier.

We hadden het nog steeds koud, dus bij het eerste café gingen we naar binnen en bestelden koffie. De serveerster had vlekkerige rouge op en goedkope, korrelige make-up. Alles om ons heen deed denken aan de vroege jaren 70. Houten stoeltjes met oranje skai bekleding, beige formica tafeltjes, een klein gelig doorzichtig plastic kannetje koffiemelk op tafel, wat suikerklontjes in een bakje, alles van een gedwee soort soberheid, proper en verzorgd maar arm. Nico had Kaffee mit Sahne besteld (15 pfennig) maar kreeg hetzelfde kopje zwart spul als ik, die Kaffee mit Zucker (10 pfennig) had besteld. Hij keek de serveerster verongelijkt aan "eh..die Sahne?". Met een mengeling van irritatie en gêne draaide ze het plastic kannetje met het handvat naar hem toe. "Das ist die Sahne, und das ist der Zucker", zei ze getergd terwijl ze het bakje klontjes even optilde. Ik had met haar te doen, deze hardwerkende vrouw die de armoe moest uitleggen. Bij het afrekenen bleek dat wij voor onze Westmarken niet 1 op 1 maar tegen de officiële koers een enorme hoeveelheid Ostmarken terugkregen. Dat we zo rijk waren vergeleken met Oost-Duitsers had ik niet verwacht.

Niet ver van het café was een disco. Er was geen kip, zagen we door de ruiten, je kon een kanon afschieten zonder iets te raken. Dus wij wilden naar binnen, maar dat ging niet. "Voll!" riep de portier. "Aber es sind doch nicht so viele Leute da?" vroeg ik. "Nee aber wir dürfen nicht mehr Leute zulassen", zei de portier. Hij benadrukte dürfen, waarmee hij de suggestie wekte verbanning naar Siberië te riskeren als hij ons binnen liet. Wij drongen dus maar niet aan en dropen af.

Het was al wat later in de avond en na bijna 48 uur op de been waren we toch wel wat moe. We besloten terug te gaan met de metro. Dat betekende terug langs een douanepost en we hadden geen van allen een visum, maar dat moest kunnen want we waren de enigen niet. En inderdaad, op het metrostation stonden tientallen lotgenoten. Er hingen stalen loopbruggen boven het spoor en de perrons. "Vier jaar geleden met schoolreis stonden daar nog soldaten met machinegeweren", zei Nico. "Nu niet meer. Er is toch al wat veranderd." De metro was een mooi ouderwets ding met veel hout. We stapten uit bij de grenspost. Ik moest eerst want mijn Duits was het beste, werd besloten.

Eenmaal aan de beurt schoof ik de douanier mijn paspoort toe. Hij bladerde erin, op zoek naar het stempel van mijn visum. Dat had ik niet. Hij keek me vragend aan. "Ich bin über der Mauer gekletterd beim Brandenburger Tor", zei ik. Hij keek me heel even verbaasd aan, toen keek hij weg en blies even, "pfff". "Wat moet ik hiermee?" zag ik hem denken. Toen schoof hij met de ene hand zijn pet naar zijn achterhoofd en met de andere mijn paspoort terug. Charles stond achter mij. "Dasselbe", zei hij, zijn paspoort aanbiedend. Ik zag de douanier slikken en weer wegkijken met een scheve grijns terwijl hij ons verder woof. Wat hij nu toch weer meemaakte, vier Holländer die speciaal hierheen komen om over de muur te klimmen, hij had nooit gedacht..

De volgende dag bezochten we Oost-Berlijn opnieuw, nu via Checkpoint Charlie. Midden in de stad werden we opnieuw welkom geheten in Berlijn, de hoofdstad van de DDR. De douaniers vergaapten zich aan Eriks briefje van 50 met de zonnebloem.

Charles wilde naar de Potsdamer Platz. Iedereen die we de weg vroegen wist het precies en wees, heel behulpzaam. Onderweg zagen we nog wel wat Nazi-bouw, de swastika's eraf gebikt en hier en daar vervangen door hamer en sikkel. Maar daar aangekomen was er niets, geen gebouwen, alleen een kale zandvlakte. Hitlers bunker gebombardeerd en een wereldoorlog ten einde, zand erover en nooit meer wat aan gedaan want het was meteen opnieuw oorlog, koude oorlog. Het was buitengewoon vervreemdend dat zo'n klinkende naam, zo'n duidelijk begrip bij iedere Berlijner, al zo lang niets meer dan een lap kaalslag was, een zwaar litteken in de stad.

Terug naar de Brandenburger Tor, kijken hoe het bij daglicht was. "Nog geen 24 uur open", wees Charles op de graffiti. Overal langs de muur hoorde je onophoudelijk ting ting ting ting van steenbeitels op beton. Nico vroeg een voorbijganger een foto van ons te maken. Ik bleef opzij kijken in de richting van dat geluid om het nooit meer te vergeten. Daarna moest ik de voorbijganger nog geruststellen dat het niet erg was dat ik niet in de lens gekeken had.

Vlak voor de terugreis wilden we toch nog een paar stukjes muur mee. We reden naar Checkpoint Charlie en stapten uit. Weer overal dat geting-ting van de beitels. Ik vroeg iemand die daar bezig was of ik zijn setje even mocht lenen. Dat mocht, hij was heel vriendelijk en wees hoe ik Stückchen mit Farbe eruit kon bikken.

De Berlijnse muur was veel meer dan iets dat je op school geleerd had. We waren opgegroeid met de Muur als symbool van redeloze machtsuitoefening en staatsterreur. Maar hij was nu echt gevallen, de koude oorlog was over en de menselijkheid had gewonnen. Vanaf nu zou alles beter worden.

Die zondag 24 december 1989 reden we terug. Ik had net de sleutel van mijn nieuwe appartement gekregen en had eigenlijk willen witten, dat weekend, maar er zijn nu eenmaal belangrijker zaken in de wereld. Die kerstavond heb ik nog wel de tapijtresten van de vorige bewoner verwijderd, want het nieuwe tapijt kwam 3e kerstdag. Van witten is het nooit meer gekomen.

1 opmerking:

  1. Goed verhaal (had wel wat meer reacties verdiend)! 't Moet een onvergetelijke ervaring zijn geweest om in die dagen in Berlijn te zijn geweest. Ik herinner me alleen de tv-beelden. Wij waren in 1982 in Berlijn, met de veerboot uit Zweden naar Sassnitz en vandaar verder met de trein, die eerst grondig en grimmig onderzocht werd door soldaten. Via Checkpoint Charlie zijn we toen ook een dag in Oost-Berlijn geweest. Een totaal andere wereld, een stap terug in de tijd. En die aparte prijsjes voor koffie, melk en suiker - ja gek was dat.
    PS n.a.v. de bovenste foto in je bericht móest ik even Blue Suede Shoes draaien ;-)

    BeantwoordenVerwijderen